Dopen
Doopgesprekken
Algemeen
Het doopsel is een 'initiatiesacrament', dat wil zeggen dat het gedoopte kind wordt opgenomen in de door Jezus gestichte gemeenschap van gelovigen: de kerk. Mensen worden door het doopsel verzameld en in staat gesteld hun geloof gezamenlijk te beleven, te vieren en voor elkaar en de wereld zichtbaar te maken. Het doopsel is rijk aan betekenissen. Het belangrijkste symbool in het doopritueel is het water wat over het hoofd van de dopeling wordt gegoten. Water verwijst naar leven: zonder water is geen leven mogelijk, water wast en reinigt. Water speelt ook in de Schrift een grote rol. Aan het begin van het boek Genesis lezen we hoe Gods geest over de wateren zweefde. De kracht van water wordt levendig verbeeld in het verhaal van de tocht van de Hebreëen door de Schelfzee: het water liet hen door en bood bescherming tegen het leger van de farao. De zalving met geurende olie duidt op de innerlijke zalving met de heilige Geest. Het gebruik van zalf is heel oud: zalf beschermt en maakt zacht. De doopkaars die wordt overhandigd, verwijst naar nieuw leven en is een uitnodiging om het licht van Jezus te volgen. De doopkaars wordt aangestoken aan de paaskaars: symbool van de verrezen Christus. Het zout wat op de tong van de dopeling wordt gelegd is een teken tegen bederf: dat hij of zij gevrijwaard mag blijven tegen het kwaad en het zout der aarde mag zijn in navolging van Jezus Christus.
Dopen in de Urbanusparochie